Home Kennis Aansprakelijkheid bij bedrijfsongeval en wederzijdse draagplicht verzekeraars

Aansprakelijkheid bij bedrijfsongeval en wederzijdse draagplicht verzekeraars

4 april 2018
Irina Timp

Een werknemer van een onderneming wordt door een ander bedrijf ingeleend voor het repareren van een pomp. Hem overkomt een bedrijfsongeval en hij raakt gedeeltelijk blind. Welke partij is aansprakelijk voor deze schade en op welke grond? En hoe zit het met de wederzijdse draagplicht van de aansprakelijkheidsverzekeraars van de werkgever en de inlener? Het Hof Den Bosch oordeelde op 13 maart 2018 over deze kwestie.

De achtergrond van de zaak

Een werknemer is in dienst bij een onderneming die onder meer doseerpompen repareert (hierna: ‘de onderneming’ of ‘de werkgever’). In dienst van deze werkgever heeft hij voor een ander bedrijf (hierna: ‘de inlener’) reparatiewerkzaamheden aan een pomp verricht. Het betrof een doseerpomp voor het doseren van onder meer chemische stoffen als natronloog. De inlener had zelf een proefopstelling gemaakt met de pomp. Toen de werknemer een tie-wrap losmaakte om een knak uit de slang te halen, is een van de persslangen losgeschoten en is de bijtende stof natronloog in zijn ogen gekomen. Daardoor is hij aan zijn rechteroog volledig en aan zijn linkeroog gedeeltelijk blind geraakt.

De werknemer stelt de aansprakelijkheidsverzekeraar van zijn werkgever aansprakelijk. Deze verzekeraar neemt vervolgens regres op de aansprakelijkheidsverzekeraar van de inlener. Hij baseert zijn vordering achtereenvolgens op de werkgeversaansprakelijkheid, onrechtmatige daad en de risicoaansprakelijkheden voor gebrekkige zaken en gevaarlijke stoffen. De verzekeraar van de inlener beroept zich vervolgens op eigen schuld van de werknemer.

Werkgeversaansprakelijkheid op grond van artikel 7:658 lid 4 BW

Werkgevers hebben een zorgplicht voor de veiligheid van de werkomgeving van de werknemer (artikel 7:658 BW). De werkgever is gehouden maatregelen te treffen om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn functie schade lijdt en is tegenover de werknemer aansprakelijk, indien hij in zijn zorgplicht tekort schiet. Op grond van het vierde lid kan een werknemer die het slachtoffer wordt van een arbeidsongeval niet alleen zijn formele, maar ook zijn materiële werkgever aanspreken voor de schade.

Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de bepaling ertoe strekt bescherming te bieden aan personen die zich, wat betreft de door de werkgever in acht te nemen zorgverplichtingen, in “een met een werknemer vergelijkbare positie” bevinden. Uit de arresten Davelaar/Allspan en NN en Parochie/X volgt dat ook zzp’ers, andere zelfstandigen en vrijwilligers aan deze bepaling bescherming kunnen ontlenen. Voor toepasselijkheid van artikel 7:658 lid 4 BW is wel nog vereist dat de werkzaamheden zijn verricht “in de uitoefening van het beroep of bedrijf” van de partij die de arbeid laat verrichten.

En daar gaat het mis in deze zaak. Het hof oordeelt dat de bedrijfsuitoefening van de inlener wezenlijk anders is dan die van de onderneming: waar de inlener zich bezig houdt met het ontlakken en reinigen van metalen producten, legt de onderneming zich toe op het verkopen, leveren, onderhouden en repareren van doseerpompen als waarmee het bedrijfsongeval plaatsvond. Nu de inlener de onderneming juist had ingeschakeld omdat zij het specialistisch reparatiewerk niet zelf kon verrichten, oordeelde het hof dat geen sprake was van werkzaamheden die zijn verricht “in de uitoefening van het beroep of bedrijf” en was de inlener niet aansprakelijk op grond van artikel 7:658 lid 4 BW.

Overige aansprakelijkheidsgrondslagen

Het hof acht de inlener echter wel op andere grondslagen aansprakelijk. Het hof oordeelt onder toepassing van de ‘Kelderluikcriteria’ dat sprake was van onrechtmatige gevaarzetting (artikel 6:162 BW). Daarbij overweegt het hof onder meer dat de inlener zelf een proefopstelling met de pomp had gemaakt, hoewel zij door de werknemer was gewaarschuwd om dit door de onderneming te laten doen. Deze proefopstelling was bovendien niet goed gemaakt en de werknemer was niet geïnformeerd dat de gevaarlijke stof natronloog was gebruikt.

Daarnaast acht het hof de inlener risicoaansprakelijk omdat de proefopstelling een gebrekkige zaak is in de zin van artikel 6:173 BW en omdat de stof natronloog een gevaarlijke stof is als bedoeld in artikel 6:175 BW. Het hof heeft dit niet nader gemotiveerd, vermoedelijk omdat het de inlener al op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk acht en de aansprakelijkheidsverzekeraar van de inlener de aansprakelijkheid van de inlener ook al had erkend.

Wederzijdse draagplicht verzekeraars

De verzekeraar van de inlener heeft aangevoerd dat sprake is van eigen schuld van de werknemer in de zin van artikel 6:101 BW en heeft dit op 50% gewaardeerd. Volgens hem had de werknemer met zijn ervaring en expertise moeten weten dat de wijze waarop de proefopstelling was gebouwd, een gevaarlijke situatie opleverde. Ook kan hem verweten worden dat hij de tie-wrap had losgemaakt, terwijl hij de aanwezige knak in de slang levensgevaarlijk had genoemd.

Het hof oordeelt dat inderdaad sprake is van eigen schuld van de werknemer. Volgens het hof dient de schade echter grotendeels voor rekening van de inlener te komen. De inlener had namelijk een gevaarlijke situatie in het leven geroepen, door zelf de proefopstelling te maken zonder over de benodigde expertise te beschikken. Ook had zij de werknemer niet geïnformeerd over het gebruik van de stof natronloog. Volgens het hof is de eigen schuld van de werknemer daarentegen beperkt. Hij heeft voornamelijk een inschattingsfout gemaakt dat hij de tie-wrap kon losmaken en zo de knak uit de slang kon halen. Tegen deze achtergrond oordeelt het hof dat de (verzekeraar van de) inlener voor 90% en de (verzekeraar van de) werkgever voor 10% dient bij de dragen in de schade als gevolg van het bedrijfsongeval.

Tot slot

Uit deze uitspraak blijkt dat geen bescherming kan worden ontleend aan artikel 7:658 lid 4 BW als de werkzaamheden van de inlener feitelijk wezenlijk anders zijn dan die van de werkgever. Dat betekent echter niet dat de inlener in het geheel niet aansprakelijk kan zijn: aansprakelijkheid kan worden ontleend aan andere grondslagen, zoals onrechtmatige daad of andere risicoaansprakelijkheidsgronden.

Bronnen:

Deel dit artikel via LinkedIn en e-mail

Contact

Irina Timp
Irina Timp