Home Kennis Rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep ook na invoering Wnra nog steeds relevant

Rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep ook na invoering Wnra nog steeds relevant

17 mei 2021
Stefan Opgenhaeffen

De kantonrechter Assen heeft op 3 maart 2021 geoordeeld over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een ambtenaar van de gemeente Tynaarlo. In deze uitspraak geeft de kantonrechter niet alleen een oordeel over de ontbinding, maar ook over de vraag of een passende regeling genormeerd wordt door de Wet Normering Topinkomens (WNT). Bij het beantwoorden van deze laatste vraag baseert de rechter zijn oordeel op rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (Raad). Met deze uitspraak wordt nogmaals bevestigd dat de rechtspraak van de Raad na de invoering van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) op bepaalde onderwerpen nog steeds relevant is.

Feiten

De ambtenaar in deze zaak was sinds 2014 in dienst bij de gemeente als gemeentesecretaris. In deze functie gaf de ambtenaar leiding aan een managementteam. In november 2020 hebben vier van de vijf managers uit het team aangegeven dat er een onherstelbare vertrouwensbreuk was ontstaan tussen hen en de ambtenaar. Na advies van de ondernemingsraad heeft de gemeente besloten om de kantonrechter te verzoeken de arbeidsovereenkomst te ontbinden vanwege een verstoorde arbeidsverhouding. Op grond van artikel 10.24 van de Cao Gemeenten dient in dat geval een passende regeling te worden getroffen. Bij het bepalen van die passende regeling moet de gemeente op grond van artikel 10.24 lid 2 van de Cao Gemeenten, voor zover dat redelijk en billijk is, de aanvullende en nawettelijke WW-regeling uit hoofdstuk 10 van de Cao Gemeenten en de transitievergoeding betrekken.

De gemeente heeft de kantonrechter, gelet op voornoemde verplichting uit de Cao Gemeenten, verzocht de ontbinding alleen toe te wijzen indien wordt vastgesteld dat de ambtenaar - wiens salaris als topfunctionaris door de WNT wordt genormeerd - bij een ontbinding van de arbeidsovereenkomst recht heeft op de wettelijke transitievergoeding, alsmede de boven- en nawettelijke uitkeringen als bedoeld in hoofdstuk 10 van de Cao Gemeenten, met de mogelijkheid van afkoop tegen 30% van de totale waarde van de aanspraken.

Redelijke grond voor ontbinding

De kantonrechter gaat als eerste in op de vraag of sprake is van een redelijke grond voor ontbinding. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. Partijen zijn het erover eens dat de arbeidsrelatie ernstig en onherstelbaar is verstoord en dat herplaatsing geen mogelijkheid is. Gelet hierop kan het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst worden toegewezen, mits aan de voorwaarden waaronder het verzoek is ingediend, is voldaan.

Voorwaarden voor ontbinding; belang van de WNT

Om vast te kunnen stellen of aan de door de gemeente gestelde voorwaarden voor ontbinding is voldaan, is van belang of de passende regeling onder de uitzondering van artikel 1.1 sub i WNT valt. In dat geval wordt de passende regeling niet door de WNT genormeerd. Dit betekent dat de ambtenaar recht heeft op de transitievergoeding en de bovenwettelijke WW-uitkering en dus aan de voorwaarde voor ontbinding is voldaan. Indien de passende regeling wél door de WNT wordt genormeerd, kan de uitkering maximaal € 75.000,- (bij een fulltime dienstverband) bedragen. In dat geval overstijgt de passende regeling de maximale vergoeding onder de WNT en is niet voldaan aan de voorwaarden waaronder door de gemeente om ontbinding is verzocht. De maximale vergoeding die in dat geval zou kunnen worden toegekend zou dan immers €75.000,- bedragen.

In artikel 1.1 sub i WNT is bepaald dat uitkeringen die voortvloeien uit een algemene bepaling van een collectieve arbeidsovereenkomst, een van toepassing zijnde collectieve regeling of een wettelijk voorschrift, geen onderdeel uitmaken van de gemaximeerde uitkering van €75.000,-. In artikel 4 lid 2 van het Uitvoeringsbesluit WNT is hieraan toegevoegd dat de uitzondering alleen geldt voor zover de uitkering rechtstreeks, dwingend en eenduidig daaruit voortvloeit. Voor de aan de ambtenaar te betalen transitievergoeding geldt volgens de kantonrechter dat deze voortvloeit uit een wettelijk voorschrift, namelijk artikel 7:673 lid 1 onderdeel a Burgerlijk Wetboek. De transitievergoeding valt daardoor onder de uitzondering van artikel 1.1. sub i WNT en wordt dus niet door de WNT genormeerd.

WW-uitkering en afkoop

Met betrekking tot de aanvullende en nawettelijke WW-uitkering en de mogelijkheid tot afkoop overweegt de kantonrechter dat artikel 24 van de Cao Gemeenten een bijna identieke tekst heeft als artikel 10d:4 CAR/UWO, de rechtspositieregeling die vóór de Wnra op gemeenteambtenaren van toepassing was. Uit rechtspraak van de Raad volgt dat de passende regeling uit de CAR/UWO viel onder de uitzondering in artikel 1.1 sub i WNT. Verder heeft de Raad geoordeeld dat een eenmalige afkoop van de uitkeringsrechten die voortvloeien uit de CAR/UWO moest worden geacht rechtstreeks, dwingend en eenduidig uit de rechtspositieregeling voort te vloeien, mits werd uitgegaan van de gebruikelijke afkoopwaarde (CRvB 29 januari 2015 ECLI:NL:CRVB:2015:216 en ECLI…;, en CRvB 29 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1924).

Wnra brengt geen materiële wijziging in aanspraken

De kantonrecht oordeelt dat de uitspraken van de Raad nog steeds relevant zijn. Uit de Wnra kan namelijk niet worden afgeleid dat de normalisering een materiële wijzing op het punt van de bovenwettelijke WW-uitkeringen voor ambtenaren heeft willen aanbrengen. De inhoud van de Cao Gemeenten is primair het resultaat van een technische vertaalslag van de CAR/UWO rechtspositieregeling en niet van nieuwe onderhandelingen. Dit wijst op continuïteit van de inhoud van de rechten en verplichtingen die aan de Cao Gemeenten kunnen worden ontleend. De wetgever heeft onder het overgangsrecht bij de Wnra ook de eis van continuïteit gelegd. Uitgangspunt is dat op individueel niveau de ambtenaar normaliseert met integraal behoud van zijn rechten en aanspraken. De rechtspraak van de Raad wordt dan ook door de kantonrechter gevolgd. De door de gemeente getroffen passende regeling valt volgens de kantonrechter onder de uitzondering van artikel 1.1 sub i WNT en wordt dus niet genormeerd door de WNT.

Dit betekent dat de ambtenaar recht heeft op de transitievergoeding en een bovenwettelijke WW-uitkering, zodat de voorwaarden waaronder de gemeente heeft verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden zijn vervuld.

Rechtspraak van de Raad

In een eerdere blog schreven wij al over de eerste uitspraak van een kantonrechter na de normalisering en dat de rechtspraak van de Raad nog steeds geldt (Rb. Noord-Nederland 26 maart 2020, ECLI:NL:RBNNE:2020:1406). Ook het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden greep expliciet terug op de rechtspraak van de Raad (Hof Arnhem-Leeuwarden 3 november 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:9060). Het Hof overwoog in dat verband dat de rechtspraak van de Raad nog steeds van toepassing was, omdat de werknemer ten tijde van de verweten gedragingen nog ambtenaar was. Ook de kantonrechter Midden-Nederland verwees in augustus 2020 in twee zaken die gingen over twee penitentiair medewerkers uitdrukkelijk naar rechtspraak van de Raad (Rb. Midden-Nederland 4 augustus 2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:3306 en Rb. Midden-Nederland 4 augustus 2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:3307). De kantonrechter volgde in deze uitspraken de rechtspraak van de Raad op twee onderdelen. Ten eerste de rechtspraak over het niet hoeven wijzen op het zwijgrecht van ambtenaren tijdens integriteitsonderzoeken en ten tweede de rechtspraak over dat van een ambtenaar mag worden verlangd dat hij twijfel wegneemt, indien gerechtvaardigde twijfel aan zijn integriteit bestaat.

Dat de kantonrechters en het Hof de rechtspraak van de Raad volgen is een goede ontwikkeling. Zeker wanneer het gaat om onderwerpen als integriteit, nevenwerkzaamheden, financiële belangen, geheimhouding en de beperking op het recht van vrijheid van meningsuiting (de onderwerpen die zijn vastgelegd in de Ambtenarenwet 2017) zou de kantonrechter de rechtspraak van de Raad in zijn oordeelsvorming moeten betrekken.

Bron: Rb. Assen 3 maart 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:1106