Home Kennis Hij is er: de eerste uitspraak na de normalisering (en de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep geldt nog steeds)!

Hij is er: de eerste uitspraak na de normalisering (en de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep geldt nog steeds)!

27 maart 2020
Erika Wies
en
Dieuwertje Stolwijk

De eerste uitspraak na inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) is een feit. Op 26 maart 2020 ontbond de kantonrechter Groningen de arbeidsovereenkomst van een hoogleraar van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). Opvallend – en in onze ogen terecht – is, dat de kantonrechter oordeelt dat de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep nog steeds van toepassing is. Lees in deze blog de ins & outs van de uitspraak!

De kwestie

De werknemer was werkzaam als hoogleraar aan de RUG. In augustus 2014 heeft de hoogleraar een stichting opgericht. De oprichting van de stichting gebeurde buiten medeweten van de RUG om. De hoogleraar liet vanaf dat moment gelden die bestemd waren voor de RUG op de bankrekening van de stichting bijschrijven.

In maart 2019 schreef de hoogleraar een brief aan het faculteitsbestuur, waarin hij het faculteitsbestuur informeerde over de oprichting van de stichting. In reactie daarop heeft de RUG de hoogleraar op non-actief gesteld met behoud van bezoldiging. Vervolgens is een onderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoeksrapport blijkt dat over de periode augustus 2014 tot maart 2019 aan de stichting 1,4 miljoen euro is uitgekeerd. Dit geld was bedoeld voor de RUG. Op 13 januari 2020 heeft de RUG om ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht.

Opzegverbod wegens ziekte

Op 11 februari 2019 heeft de hoogleraar zich ziekgemeld. Het feit dat de hoogleraar arbeidsongeschikt is, staat niet aan de ontbinding in de weg. Het verzoek tot ontbinding van de RUG houdt volgens de kantonrechter namelijk geen verband met de ziekte. De stichting is immers al opgericht in 2014 en de ziekmelding dateert van 11 februari 2019. Dat de hoogleraar vanaf 2012 al overwerkt zou zijn, is volgens de kantonrechter niet onderbouwd. De kantonrechter gaat daarom over tot een inhoudelijke beoordeling van de zaak.

Ernstig verwijtbaar handelen levert ontbinding op de e-grond op

De kantonrechter is van oordeel dat de hoogleraar beslissingen heeft genomen en uitgevoerd die dusdanig indruisen tegen de belangen van de RUG, dat van de RUG in redelijkheid niet kan worden verlangd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Het feit dat de hoogleraar een grote staat van dienst heeft en dat hij gedurende zijn 25-jarige dienstverband veel heeft betekend voor de RUG, doet daaraan volgens de kantonrechter niet af.

De kantonrechter oordeelt dat sprake is van verwijtbaar handelen, wat een ontbinding op de e-grond oplevert. In dat kader is onder meer van belang dat de hoogleraar door de gelden bij te laten schrijven op de bankrekening van de stichting, de RUG de mogelijkheid heeft onthouden om zelf te beslissen over de wijze waarop de gelden zouden worden besteed. Zo heeft de hoogleraar aan een medewerker van de RUG met een parttime dienstverband een enumeratie verstrekt ter hoogte van € 19.000,-. Het toekennen daarvan is echter voorbehouden aan de RUG als werkgever. Ook heeft de hoogleraar reiskosten gedeclareerd bij de RUG en de stichting, waardoor hij de RUG de mogelijkheid ontnam deze kosten te fiatteren. Hoewel de hoogleraar dat niet bewust heeft gedaan, komt het risico van het (mogelijk) dubbel declareren (volgens het rapport € 850,-) voor zijn rekening. De hoogleraar heeft zich daarbij ook onvoldoende rekenschap gegeven van het feit dat de RUG ook kosten heeft moeten maken, die nu zijn gefinancierd uit de algemene middelen van de faculteit, terwijl de financiële situatie van de faculteit slecht was. De kantonrechter oordeelt dat de handelwijze van de hoogleraar met betrekking tot de stichting zeer laakbaar was en daarmee ernstig verwijtbaar.

Ook het feit dat de hoogleraar voor betalingsverzoeken gebruik heeft gemaakt van briefpapier van de RUG en een overeenkomst heeft getekend namens de RUG, waarbij hij een stempel van de faculteit Letteren van de RUG heeft gebruikt is volgens de kantonrechter ernstig verwijtbaar.

Handelswijze RUG

Van de RUG had volgens de kantonrechter verwacht mogen worden dat zij na het verschijnen van het onderzoeksrapport de hoogleraar had gehoord, zodat hij zijn visie op het rapport had kunnen geven. De kantonrechter stelt echter vast dat ook als de RUG de hoogleraar wél had gehoord, dit gelet op het ernstig verwijtbaar handelen en zijn verweer niet tot een ander resultaat had geleid. Vanwege de door de RUG gegenereerde aandacht in de media is de hoogleraar meer in zijn eer en goede naam aangetast dan strikt noodzakelijk was, maar ook dit doet volgens de kantonrechter niet af aan het ernstig verwijtbaar handelen door de hoogleraar.

Geen verzachtende omstandigheden

Volgens de kantonrechter is het niet onaannemelijk dat de hoogleraar een groot deel van de inkomsten van de stichting heeft aangewend voor het programma van de RUG. Dat de hoogleraar niet heeft gehandeld om zichzelf te bevoordelen, laat onverlet dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen. De kantonrechter oordeelt dat de hoogleraar in feite slachtoffer is geworden van zijn enorme gedrevenheid voor zijn vak en van de door hem ervaren bureaucratie binnen de RUG. Vanwege zijn functie als hoogleraar en het feit dat hij voorzitter van een afdeling en cluster binnen de faculteit was, had de hoogleraar echter kunnen en moeten beseffen dat zijn handelwijze niet door de beugel kon. Uit de uitspraak blijkt dat de hoogleraar dit ter zitting ook heeft erkend.

Geen transitievergoeding en ontbinding per 1 mei 2020

In de lange staat van dienst ziet de kantonrechter geen aanleiding om alsnog een transitievergoeding toe te kennen of de opzegtermijn in acht te nemen. De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst derhalve met ingang van 1 mei 2020 en zonder toekeninning van de transitievergoeding.

Incidenteel verzoek ex artikel 843a Rv afgewezen

Het verzoek van de hoogleraar ex artikel 843a Rv om inzage in onder meer het niet geanonimiseerde onderzoeksrapport is door de kantonrechter afgewezen. Volgens de kantonrechter heeft de hoogleraar in het kader van de ontslagprocedure geen rechtmatig belang bij de namen van de medewerkers.

Rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep geldt nog steeds

Opvallend is dat de kantonrechter van oordeel is dat de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep nog steeds van toepassing is. De kantonrechter overweegt:

Die uitspraak [van de Centrale Raad van Beroep] is weliswaar gedaan in het ambtenarenrecht van vóór 1 januari 2020, maar is ook op de onderhavige zaak van toepassing nu de werknemer nog steeds ambtenaar is.

Uit de genoemde uitspraak van de Raad volgt dat een gebrek aan adequate controle geen vrijbrief voor medewerkers vormt om zwakke plekken van een systeem te misbruiken. Medewerkers hebben een eigen verantwoordelijkheid jegens hun werkgever en gebrek aan controle doet op zichzelf niet af aan de ernst van de gedragingen, aldus de vaste rechtspraak van de Raad. De kantonrechter in Groningen maakt deze vaste lijn nu tot de zijne. Het verweer van de hoogleraar dat het financiële toezicht door de RUG gebrekkig was waardoor een en ander heeft kunnen gebeuren, kon hem dan ook niet baten.

Met de conclusie dat de rechtspraak van de Raad ook nu nog van toepassing is, omdat de hoogleraar nog steeds ambtenaar is, heeft de kantonrechter het in onze ogen niet helemaal bij het juiste eind. In artikel 2 lid 2 van de Ambtenarenwet 2017 is namelijk bepaald dat openbare universiteiten, zoals de RUG, geen overheidswerkgever meer zijn. Dat betekent dat de hoogleraar als gevolg van de Wnra ook geen ambtenaar meer is. Los daarvan geldt dat wij ons wel kunnen vinden in het oordeel van de kantonrechter dat ook na 2020 de rechtspraak van de Raad belangrijk blijft. Zeker wanneer het gaat om een onderwerp als integriteit, doen kantonrechters er goed aan om acht te slaan op de door de jaren heen ontwikkelende rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep over integer handelen door een ambtenaar. Dat deze kantonrechter zich ook zo expliciet achter de (vaste) rechtspraak van de Raad schaart, is dan ook belangrijk voor de praktijk. Ons advies blijft dus om kantonrechters te wijzen op de relevante rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep!