Home Kennis De eenzijdige wijziging van een pensioenregeling en de rol van de ondernemingsraad

De eenzijdige wijziging van een pensioenregeling en de rol van de ondernemingsraad

27 maart 2018
Alexander Boskma

Wanneer een werkgever de pensioenregeling eenzijdig wil wijzigen moet hij daarbij een zwaarwegend belang hebben. Daarnaast speelt bij de totstandkoming van een dergelijke voorgenomen wijziging de ondernemingsraad een rol.

In een uitspraak van de kantonrechter Almere van 10 januari 2018 stond de invoering van een werknemerspremie centraal. Om de pensioenregeling te kunnen wijzigen, had de werkgever een zorgvuldig consultatietraject doorgelopen met de ondernemingsraad en de vakbonden. In dit blog beantwoord ik de vraag hoe zwaar de kantonrechter de verkregen instemming van de ondernemingsraad (en de vakbonden) heeft laten meewegen in zijn eindoordeel over de vraag of de werkgever een zwaarwegend belang had bij de wijziging van de pensioenregeling.

De eenzijdige wijziging van de pensioenregeling

Artikel 7:613 Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 19 Pensioenwet (PW) geven de werkgever – kort gezegd – het recht om een arbeidsovereenkomst respectievelijk pensioenovereenkomst eenzijdig te wijzigen op grond van een in die overeenkomst opgenomen wijzigingsbeding. Dit is mogelijk als aan de zijde van de werkgever sprake is van een zwaarwichtig belang waarvoor het individuele belang van werknemer(s) naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken. Dit is een zware toets. Artikel 7:613 BW en artikel 19 PW begrenzen daarmee de (eenzijdige) wijzigingsbevoegdheid van de werkgever. Dat een succesvol beroep door de werkgever op artikel 7:613 BW en/of artikel 19 PW niet eenvoudig is, wordt hierna op fraaie wijze geïllustreerd.

Werknemers/IFF

Wat was er aan de hand? De zaak waarin de kantonrechter Almere op 10 januari 2018 uitspraak heeft gedaan, betrof een geschil tussen International Flavors & Frangrances Nederland (IFF) en 44 werknemers van IFF. In het kader van gewijzigde fiscale wetgeving heeft IFF voorbereidingen getroffen om de pensioenregeling IFF te wijzigen. Onderdeel van die wijziging was onder meer de introductie van een werknemerspremie met een geleidelijke ingroei van 0% naar 3,5% in zeven jaar. Deze wijziging gold voor werknemers die vóór 2003 in dienst van IFF waren getreden en geen werknemerspremie betaalden. Nadat deze wijziging door de betreffende werknemers (van vóór 2003) werd aangevochten, mocht de kantonrechter zich erover buigen.

De kantonrechter oordeelde dat IFF geen zwaarwegend belang had om de premieverplichting eenzijdig te wijzigen. De eenzijdige wijziging van het werknemersdeel in de pensioenpremie was daarom in strijd met artikel 19 PW en artikel 7:613 BW.

De rol van de ondernemingsraad

Bij de wijziging van de pensioenregeling IFF speelde de ondernemingsraad een belangrijke rol. Wanneer een werkgever van plan is een regeling met betrekking tot een pensioenovereenkomst te wijzigen, heeft hij in beginsel instemming van de ondernemingsraad nodig. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 27 lid 1 (juncto lid 7) van de Wet op de ondernemingsraden.

In deze uitspraak stelt de kantonrechter vast dat IFF een zorgvuldig consultatietraject heeft doorlopen. De instemming van de ondernemingsraad is volgens de kantonrechter namelijk in vrijheid tot stand gekomen onder essentiële processuele waarborgen:

  • de wijziging van het pensioenreglement (waaronder de bijdrageplicht) is onderwerp geweest van uitgebreide bespreking met de ondernemingsraad;
  • aan de werknemers van IFF is voorlichting gegeven (tevens in speciaal door IFF georganiseerde bijeenkomsten); en
  • de ondernemingsraad heeft deskundigen geconsulteerd en hun expertise benut voorafgaand aan de door de ondernemingsraad verleende instemming.

De instemming van de ondernemingsraad vormt – in beginsel – een zwaarwegend gezichtspunt bij de beoordeling van de redelijkheid van de wijziging (van de pensioenregeling). In dit geval geldt daarnaast dat de (meerderheid van de) vakbonden akkoord waren met de wijziging en de wijziging stapsgewijs zou worden doorgevoerd. Dat deze omstandigheden echter niet van doorslaggevende betekenis (hoeven te) zijn, blijkt uit de onderhavige uitspraak.

Conclusie

Ondanks dat IFF bij de wijziging van de pensioenregeling een zorgvuldig consultatietraject heeft doorlopen, komt de kantonrechter in deze uitspraak tot de slotsom dat IFF geen zwaarwegend belang heeft om de premieverplichting eenzijdig te wijzigen. Hoewel de instemming van de ondernemingsraad (en de vakbonden) om een pensioenregeling eenzijdig te wijzigen op zichzelf niet doorslaggevend is om te kunnen spreken van een zwaarwegend belang aan de zijde van de werkgever, doet de onderhavige uitspraak wel de vraag rijzen of, gelet op het zorgvuldig doorlopen traject en het aanwezige draagvlak voor de wijziging bij de ondernemingsraad (en de vakbonden), de kantonrechter niet iets te streng is geweest voor de werkgever.

Bron

Rechtbank (ktr.) Midden-Nederland 10 januari 2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:62, m.nt. prof. dr. E. Lutjens

Deel dit artikel via LinkedIn en e-mail

Contact

Alexander Boskma
Alexander Boskma